Levensloop John Jager Next (right).

Rijks: 1959-1966 (B-5)




HBS jaren:

1958-1959  klas 1a

1959-1960  klas 1a

1960-1961  klas 2a



John Jager

Na 6 jaren lager onderwijs op de School met de Bijbel” was ik, na toch wel intensieve klassikale voorbereiding door schoolhoofd mijnheer de Bruijn en Co., door de schoolleiding geschikt bevonden om de voorbereiding op mijn verdere leven op de Rijks-HBS te vervolgen. Mits,……… inderdaad, mits ik m’n best zou doen. Dit laatste bleek de daaropvolgende jaren voor mij gemakkelijker gezegd dan gedaan. De vraag waaraan het daadwerkelijk heeft gelegen, is slechts korte tijd discutabel geweest. Feit is, dat bovenstaande periode qua schoolresultaat niet de meest succesvolle is geweest in mijn bestaan. Ogenschijnlijk vanwege de verhuizing van ons gezin naar Utrecht in de eerste helft van 1961 is een punt gezet achter mijn HBS-tijd. Naar het voorbeeld van een oom, die in Utrecht een kruidenierszaak dreef, had ik mijn ouders er van overtuigd dat een loopbaan in de detailhandel mijn voorkeur genoot. Zonder deze verhuizing zou dit besluit wellicht eveneens zijn genomen. Maar dan waarschijnlijk op advies van het college van leraren, waarvan een groot gedeelte (naar ik mij nog goed herinner) met regelmaat geen al te groot vertrouwen in mijn studiecapaciteit uitte. Het zal zeker niet verbazen, dat mijn schoolvertrek door mij toentertijd als een ware verademing, als een bevrijding van een knellend juk werd ervaren.


Vanwege bovenstaande zou nu vermoed kunnen worden, dat door mij met afgrijzen wordt teruggedacht aan mijn HBS-tijd. Wel, niets is minder waar. Weliswaar werd een (te) groot gedeelte van de lesuren door mij niet als prettig ervaren, waarbij meerdere leraren in mijn (pubertaire) ogen vaak als autoritaire kwelgeesten werden gezien. En waarbij na 50 minuten een nare, door merg en been snerpende zoemer het einde van de éne, en soms het begin van een volgende beproeving aankondigde. En als het dan eindelijk pauze werd (weer dezelfde nare zoemer), leek dit op een soort ”gevangenen-luchting” op de binnenplaats. Een bij toerbeurt aangewezen cipier-achtige leraar (of ander personeelslid) trachtte daarbij de streng verboden samenscholingen te voorkomen, door ons leerlingen -soms op machtswellustige wijze- te bewegen om rondjes te blijven lopen. Er zou anders in één of ander groepje wel eens stiekem gerookt kunnen worden, of mogelijk gezagsondermijnende plannen gesmeed kunnen worden. Wat een tijd! Een heel verschil met de lagere school, waar de pauzes werden benut om te hollen en te spelen, en tussen de jongens de verhitte voetbalduels “Venlo - Blerick” konden worden uitgevochten. Oh, wat werd vaak (en beslist met enige jaloezie) gekeken naar de vrijheid buiten het hek, waar de vrouwelijke leerlingen als jonge gazellen gracieus mochten flaneren langs en over het Nolensplein. Onrecht, zoals dat door mij werd ervaren. De enige keer per week dat de schoolzoemer mij wel als muziek in deuren klonk was dan ook zaterdags om 12.35 uur, welke het begin van het weekend inluidde. Bleef een aantal leerlingen vervolgens buiten onder het raam van “De Kiep” nog wat nakeuvelen, haastte ik mij (soms alleen, of samen met Gerrit v/d Vorst) huiswaarts om op de PTT-distributie te kunnen genieten van Herman Stok’s muziek-programma “Top of Flop”. Om daarna de voetbalspullen in te pakken voor de wekelijkse wedstrijd bij de Venloose Boys. En na het weekend werd het te vlug weer maandag; een nieuwe week met nieuw “enthousiasme”. In feite, zoals met later opgedane levenservaring en -wijsheid toegegeven moet worden, had dit een probleemloze tijd kunnen zijn. Had in feite beter benut moeten worden. Wellicht krijgt iedereen de schooltijd, die hij of zij verdient! Of is deze veronderstelling mogelijk een gevolg van de toenemende mildheid der jaren?


Ondanks bovenstaande enigszins theatraal aandoende beschrijving is mijn HBS-periode zeker ook een tijd geweest, waaruit een groot aantal prettige herinneringen zijn ontstaan. Uiteraard spelen daarin docenten (maar zeker niet alle!) een rol. Met genoegen denk ik daarbij o.a. terug aan leraren als Kneepkens (sport, één van mijn sterkere vakken), van Bonsel (fijn mens, en boeiende overbrenger van geschiedenis) en Pröpper (niet alleen dat van de ster, maar alles werd er -zelfs bij mij- voor een levenlang ingestampt). Vanwege de lengte van de beschrijving van mijn levensloop, mede gezien de aandacht die door overige leerlingen reeds daaraan werd besteed, volstaat dit hierbij.   


Ook heb ik fijne herinneringen aan vele toenmalige medeleerlingen, welk aantal vanwege mijn doublure van klas 1 wat groter is dan gebruikelijk. Overigens geheel niet in enige volgorde noem ik daarbij Pieter Siderius, vele jaren mijn klasgenoot en vriend, zelfs tot ver in mijn Utrechtse tijd. Petra Smits, een pientere en gezellige meid, met een ontwapenende lach. Was vaak van de partij, als we met een gemengd groepje scholieren, carnaval en/of kermis gingen vieren. Twan Thijssen, goede kameraad, was ook vaak van de partij bij onze uitjes. We lonkten naar hetzelfde meisje in de klas. John Lommen, met zijn prachtige “ware” verhalen over het  horeca-bedrijf van zijn ouders. Waarschuwde mij eens voor de grote sterke broer van een klasgenote, waarop ik  een stevig oogje had. Welgemeend, of ook eigenbelang? Marja Hermans, had een groot rechtvaardigheids-gevoel, en nam het regelmatig voor mij op als mij door een leraar ten onrechte de “zwarte piet” van enige lokaalonrust werd toegeschoven. Geert Betlehem, erg sportief, en bij iedereen zeer gezien. Mieke Kleuskens, die -naar zeggen- een grote sterke broer had. Marleen Coopmans, voor menigeen in de klas een soort vertrouwenspersoon waar je je verhaal kwijt kon. Paul(tje) Bedaux, een jongen met lef, en een goede babbel. Jaap de Klerk; als je het niet snapte in de klas, kon je hem altijd om uitleg vragen. Hij wist het wel. Pieter Dekker, Diny Timmermans, Christianne Donné, en …, en …..  Als ik even m’n ogen sluit zie ik iedereen zo weer in de klas; alsof de tijd 50 jaar heeft stilgestaan. Alsof het gisteren was.  


Onze verhuizing naar Utrecht in 1961 sloot mijn Venlose periode af, welke in februari 1946 een aanvang had genomen met mijn geboorte in de Roermondsestraat. Mijn herinnering gaat terug tot onze tijd in de Vogelensankstraat (onderaan en tussen de Leuther- en Kaldenkerkerberg), begin vijftiger jaren. Voorbij waren nu de beelden van bezoekende pastoors en  kapelaans in onze straat, die desgevraagd (of wellicht ook ongevraagd?) advies kwamen geven bij de gezinsplanning. Voorbij ook de zondagse omroepwagen met “op naar de kraal, voor Venloos voetbalideaal”. VVV, met mannen als (de lange) Harry Teeuwen, (het kanon) Hans Sleeuwen, (de snelle) Spikofski, (klasse-keeper) Frans Swinkels, (de zwoeger) Jan Klaassen, (de regisseur) Gijs Nas, de éénmalig mooie virtuoze voetballer Faas Wilkes, en ga zo maar door. Prachtige tijd. Of groentezaak “Wieske” op de Leutherweg, waar je voor een paar losse centen lange tijd kon turen in de snoepkast met glazen deksel, voordat je keuze was gemaakt. In de (oude) Don Bosco kerk was er regelmatig een filmvoorstelling voor 20 cent, waar genoten kon worden van de avonturen van Rintintin, Roy Rogers of de Dikke en de Dunne. Venlo, in die tijd. Zwembad de Onderste Molen, altijd met dezelfde schlager “Oh mein Papa”. De schillenboer, de oud-ijzerboer, de voddenboer, de kolenboer, de scharensliep, het kwam allemaal nog heel gewoon door onze straat. Evenals 2 x per dag de waardige postbode (in uniform), en de dagelijkse paardewagen van groenteman Snetselaars van de Kaldenkerkerweg, begeleid door één van zijn beiden zonen. De Carnaval, Boerenbruilof, en de kermis, met muzikale ontmoetingsplaats op (en in) de rups, de “hobbelende geit”, en het teütje friet. Venlo, städtje van lol en plezeer; dat hoofdstuk was uit!


Het vervolg (van mijn levensloop) is snel verhaald. Vanaf 1961 winkelbediende in Utrecht, waarbij in de avonduren de handelsvakschool werd bezocht. Na het behalen van het desbetreffende vakdiploma van werkgever veranderd, en werkzaam geworden in een molen annex winkel. Inmiddels door harde levenservaring wijzer geworden, alsnog -met uiteindelijk succes- een herstart gemaakt op de avond-MULO. Ondertussen van m’n 16e tot mijn 19e jaar als bakker/bezorger in Utrecht, en eind 1965 opgeroepen voor de dienstplicht.


Mede gezien de schamele beloning voor dienstplichtigen in die tijd werd door mij besloten, om mij voor enkele jaren als vrijwillig dienende bij de Koninklijke Luchtmacht te verplichten. Het zijn er uiteindelijk 35 geworden. Na de opleiding tot Onderofficier werd ik, niet geheel in overeenstemming met mijn eigen plannen, medio 1967 geplaatst op een onderdeel in (West) Duitsland, waar in die tijd van de zgn. “Koude Oorlog” een groot aantal militaire bases de vermeende dreiging uit het Oosten een halt moesten toeroepen. Door mij werden op de gebruikelijke wijze de diverse militaire functies doorlopen, waarbij ik mij voornamelijk met logistieke processen m.b.t. bevoorrading en instandhouding heb beziggehouden.

In 1968 werd de enige echte ware ontmoet,

waarmee in 1971 in Duitsland een huwelijk

werd gesloten. In 1972 werd onze zoon Jens,

en in 1976 onze dochter Marion geboren.

Wij woonden in de “Siedlung”. Een Nederlandse

wijk met Nederlandse school, verenigingen, kerk,

winkels etc, in het Duits stadje Bramsche (nabij

Osnabrück). Prachtige jaren in een zeer woelige

tijd en interessante tijd. Maar dat is een verhaal

apart! Mede vanwege reorganisaties en verdere

scholing van onze kinderen werd eind tachtiger

jaren besloten, om terug te keren naar Nederland.

Vanaf die tijd wonen wij in Uden, waar ik in het

jaar 2000 de militaire organisatie, en zij mij, het

beste toewenste. Ook dat was einde verhaal, en

het begin van mij pré-pensioen.


Na een korte periode van fulltime-“nietsdoen” (nou ja, nietsdoen?), heb ik vervolgens in 2001 voor enkele dagdelen per week een deeltijdfunctie aangenomen voor werkzaamheden, welke enigszins in het verlengde lagen van mijn bezigheden bij Defensie. Ook daar is na vijf jaren in 2006 een eind gekomen, zodat er momenteel wat meer tijd overblijft voor dingen die mij en mijn echtgenote Monique leuk lijken (veel dus), en dingen die onze kinderen noodzakelijk achten (ook veel, dus!). Tja, dat heb je als je enige handigheid hebt en administratief ook wat uit de voeten kunt. Sinds enkele jaren ben ik eigenaar van een rode Chopper Kawasaki 500, waarmee ik op mooie dagen als een belegen nozem door het Brabantse land rijd. Ook verricht ik hier en daar nog wat administratieve ondersteuning, en ben als vakbondsvrijwilliger belastingplichtigen behulpzaam bij het invullen van hun jaarlijkse aangifte. En de resterende vrije tijd wordt besteed aan ondersteuning van mijn echtgenote in ons 2-persoons huishouden, en klusjes in- en om het huis. Verder redelijk gezond van lijf en leden, genieten we van onze kinderen en twee kleinkinderen (8 en 4 jaar), met de 3e op komst. We gaan graag op vakantie, sportief wandelen door het laag- en middelgebergte, waarbij sporadisch het bereiken van een top tot 2.000 mtr. ook niet wordt geschuwd. Zo genieten we volop van de zomerse nadagen des levens, en dat hopen we nog lang in gezondheid te kunnen doen.


Zo is uiteindelijk, tot nu toe, alles toch nog goed gekomen. Ondanks, of misschien wel mede dank zij mijn korte periode op de Rijks. Het hele leven is immers een leerproces! Ik hoop op 12 oktober velen van U te mogen ontmoeten, om samen de klok even zo’n 50 jaar terug te draaien. Terug naar de tijd, waar we allemaal wel eens als een soort Heinz Rühmann in zijn succes-film “Die Feuerzangbowle” naar terug verlangen. Maar dan wel met het verstand van vandaag.   


john, anno 1958

Up (parent).